Scan voor CodexCoëfficiënt
Honderd semesters
Als ik sluimerde te nacht,
Zijn er mooie dromen
Uit mijn jeugd, in volle pracht,
Voor mijn geest gekomen;
Schachten zaten schuw en jong
Rond een tafel neder
En uit volle borst weerklonk
’t Lied der lied’ren weder.Gaudeamus igitur,
Iuvenes dum sumus (bis)
Post jucundam juventutem,
Post molestam senectutem,
Nos habebit humus (bis).Blauwe tabak riekt en rookt
Rond de volle flessen,
Kelen branden, ’t herte kookt:
’t Koele bier zal ’t lessen;
Schachten die vol eerbied rond
De oude tafel tronen
Zingen nu met ronden mond
En in losse tonen.Ubi sunt qui ante nos
In mundo fuere? (bis)
Vadite ad superos,
Transite ad inferos,
Ubi jam fuere (bis).Toen ontwaakte ik, klokkeklaar,
Ruiste ’t door mijn oren:
Heden zijt gij 70 jaar
Dag op dag geboren;
De semester die ge sluit
Prijkt met nummer honderd.
’k Was al gauw mijn ogen uit
En ’t klonk gans verwonderd.Vita nostra brevis est,
Brevi finietur. (bis)
Venit mors velociter,
Rapit nos atrociter,
Nemini parcetur (bis).In mijn bedde sprong ik recht,
’k Riep: wat heeft me ’t leven
Toch in weinig tijd, veel slecht
En veel goed gegeven;
Heden ken ik drang noch druk,
Ken ik zorg noch plagen,
Slechts de lente en slechts ’t geluk
Uit mijn jonge dagen.Vivat Academia,
Vivant professors, (bis)
Vivat membrum quodlibet,
Vivant membra quaelibet,
Semper sint in flore! (bis)Mijn studententijd verliep
Rap, lijk lopend water,
En het werk’lijk leven riep
Mij uit de Alma Mater.
Maar filistren deed ik niet:
Hoog, op gouden zwingen,
Heb ik steeds mijn liefdelied
Jub’lend durven zingen.Vivant omnes virgines,
Graciles, Formosa! (bis)
Vivant et mulieres,
Tenerae, amabiles,
Bonae, laboriosae! (bis)Vrouw en kind’ren aan mijn hand.
Heb ik deugd van ’t leven;
Nuttig zijn aan ’t Vaderland
Was mijn doel in ’t streven;
En heb ik soms alles niet
Wat ik kon, gegeven,
Trouw in vreugde en in verdriet
Ben ik toch gebleven.Vivat et respublica
Et qui illam regit! (bis)
Vivat nostra civitas,
Maecenatum caritas
Quae nos hic protegit!’t Oud latijnse liedje gaf
’t Beeld van heel mijn leven,
Van de wieg tot aan het graf.
En ’k en zal niet beven
Voor de dood, want tot heur spijt,
Al een teugje drinkend,
Zal, lijk in mijn schachtentijd,
Nog mijn liedje klinken.Pereat tristitia,
Pereant osores, (bis)
Pereat diabolus,
Quivis antiburchius
Atque irrisores!