Scan voor CodexCoëfficiënt
Van 't maseurken
- Daar stak op 'nen morgend, een jong maseurken,
Zijn kopke door een spleetje van ’t kloosterdeurken
Cantemus Dominum!
Die wangjes, ze waren zo bleek, zo bleek
En ’t draaide zijn hoofdje en het keek, het keek
Naar alle kanten om…Cantemus Dominum!
- En ginder, ei zie! aan de kerk, bezijden,
Daar zag het er een huwelijkskoetske rijden
Cantemus Dominum!
Hoe glimmend dat bruidjen in ’t wit, helwit!
Hoe pronkend in ’t zwart-gelijk-git, daar zit
De fiere bruidegom! Cantemus Dominum!
- En verder daar stak het zijn kopke door ’t deurken.
En ’t stond op zijn teentjes, het bleek maseurken:
Cantemus Dominum!
“Hoe zoet is de tucht – kloeg het, aangedaan –
In ’t klooter van Sinten Arjaan, Arjaan!
O zalig heiligdom!" Cantemus Dominum!
- Toen heeft het zijn hoofdeken ingetrokken
Om rappekes het deurken weer toe te snokken
Cantemus Dominum!
Het kropte in zijn keelke van groten nood,
En ’t krijste zijn oogjes zo rood, zo rood!
Ach, bleke kloosterblom! Cantemus Dominum!