Scan voor CodexCoëfficiënt
Daar reed een boer naar Leuven
- Daar reed nen boer naar Leuven,
naar Leuven reed er nen boer,
hij kwam een boerinneke tegen
en 't boerinneke zei "Bonzour"
Met blanke blinkende eierkes,
met boterke trok het naar stee
"Karlijntje kind, Karlijntje lied,
Karlijntje rijde nie, mee?"
- Geen tweemaal moest ze peizen
stak toe de botermand,
stak toe het eierkorveken,
stak toe hem de poezele hand.
En wip! 't zat op de wagen
en hoep! 't zat naast hem neer.
Zij hielden bei van praten
en praatten over 't weer.
- Ze praatten en ze praatten,
hoe 't kwam dat wist geen een,
de bank wsas lang en groot genoeg
en ze zaten zo dicht bijeen.
Ze praatten en ze praatten,
hoe dorst hij het bestaan!
Ze praatten niet meer, ze fezelden...
en geen levende ziel langs de baan!
- Karlijntjes zwarte kijkers,
die hebben het gedaan,
hij keek naar haar, zij keek naar hem,
en hij kon niet weerstaan...
"Uw dievige deugenietoogskes,
Karlijntje, die hebben 't gedaan".
Hij kuste bei heur wangen:
"Karlijntje! Is het misdaan?"
- Zo reed nen boer naar Leuven.
Een zoentje alhier, aldaar,
reed gans alleen naar Leuven,
en keerde getween van daar...
Er rijden er veel naar Leuven,
zo jong ende vrij voorwaar!
Ze komen Karlijntje tegen...
ze komen verkocht van daar!