Scan voor CodexCoëfficiënt
De papieren mode
- Men droeg eertijds fraaie kleren,
goed' en deugdelijke stuks,
maar de dames en de heren,
pronken nu met kalen luxe.
Weg met lijnwaad en met laken,
weg met zijde en kasjmier.
Die nu van zijn neus wil maken,
volgt de mode van papier.
- Ziet gij daar dat heerken blinken
als een pauwsteert in de zon?
Hij doet zijn sigaarken vinken
als de zoon van een baron.
Hemd en kol die 't jonge 'fiesken',
draagt met zulk een trotschen zwier,
zelfs zijn spanbroek met een biesken,
dat is alles van papier.
- Aan die fraai geklede dame,
die gij fier daar wand'len ziet,
zo zij in uw winkel kwame,
gaaft gij seffens veel krediet.
Men zou waarlijk durven zweren,
zij heeft een miljoen of vier,
maar haar sjaals en kanten kleren
zijn al vodden van papier.
- Laatst een boerenheer van buiten,
kocht zich in de Gentse stad,
een gilet met grote ruiten,
een fijn hemd en een cravatte.
Maar wat schroomlijk' ongelukken!
Op een bal in 't vol plezier,
scheurt de gansche boel in stukken,
't waren vodden van papier.
- Jongmans ziet wel uit uw ogen
eer g' een meisj' in huw'lijk vraagt,
want men is zo licht bedrogen
door de kleren die zij draagt.
Stelt toch nimmer uw betrouwen
in dien overdreven zwier:
kanten kragen, kanten mouwen,
't is al rijkdom van papier.
- Mochten wij den tijd beleven,
als het schrik'lijk krijgskanon,
waar de volk'ren zo voor beven,
zal gemaakt zijn van karton.
Als men al die dolle gekken,
't zij piot of grenadier,
naar den oorlog zal zien trekken
met geweren van papier.
Auteursrechtinformatie over dit lied
