Terug

Scan voor CodexCoëfficiënt

De haverkist

Pagina in liedboeken:  
  1. Er was een boerendochter,
    er was een boerenzoon.
    Het meisje heette Trieneke
    en de jongen heette Toon.
    Het meisje heette Trieneke,
    van troela troela troelala,
    en de jongen heette Toon,
    van zjoem!
  2. En in de schuur gekomen
    wist hij zijn werk te doen.
    Hij wist haar daar te grijpen
    en gaf haar daar een zoen.
  3. En in de schuur gekomen
    bedachten zij een list.
    Toen kropen ze tezamen
    al in een haverkist.
  4. En door het harde stoten
    en door de harde schok,
    toen donderde het deksel
    van de haverkist op slot.
  5. De vader, moe van 't werken,
    kwam 's avonds laat naar huis.
    Toen vond hij tot verbazing
    geen meid of zoon in huis.
  6. De vader ging aan 't zoeken,
    maar nergens vond hij wat,
    en in de schuur gekomen,
    toen dacht hij: "Wat is dat?"
  7. De vader opende de deksel,
    wat zag hij tot zijn spijt,
    een heel klein boerenkereltje
    en een mollige boerenmeid.
  8. Ach vader wilt vergeven
    want het is de laatste keer.
    Nu kruip ik van mijn leven
    in die haverkist niet meer.
  9. En negen maanden later
    toen kwam er een kleine guit
    en die had potverdomme
    nog haver aan zijn snuit!

Auteursrechtinformatie over dit lied

Tekst verkregen via Leuvens Liedboek vzw