Terug

Scan voor CodexCoëfficiënt

Filia hospitalis

Tekst: naar 1885,'O wonnevolle Jugendzeit',
Otto Kamp (1850-1922)
Muziek: Otto Lob (1837-1908)
Pagina in liedboeken:  
  1. O heerlijke studententijd
    met talloze vermaken,
    met minnetochten wijd en zijd,
    de schoonsten te genaken.
    Wees mij gegroet, o schone jeugd.
    Elk aardig meisje baart me vreugd.
    En toch is niets aequalis
    aan de Filia hospitalis.
    (bis)
  2. Ik kwam als eerstejaars hier aan
    en speurde door de straten,
    waar ik een stoel en bed vond staan
    om mij daar neer te laten.
    'k Vond luie stoel noch canapé
    en toch viel mij de kamer mee.
    Want niemand is aequalis
    aan de Filia hospitalis.
    (bis)
  3. Het is zo'n alleraardigst kind
    met zachte blauwe ogen.
    De voetjes trippelend gezwind
    komt zij naar mij gevlogen.
    Haar mondje lacht zo lief en blij.
    Geen tweede komt haar ooit nabij.
    Neen, niemand is aequalis
    aan de Filia hospitalis.
    (bis)
  4. Drie huurders heeft ze: de jurist
    bezoekt slechts fijne kringen.
    De ingenieur heeft zich vergist
    als hij zich op wil dringen.
    Doch mij, de goede medicus,
    gaf zij in eer en deugd een kus.
    Daarom is niets aequalis
    aan de Filia hospitalis.
    (bis)
  5. O liefste blonde, wist ik toch,
    wat God wil met ons beiden.
    Een laatste kusje geef me nog
    voor ik van jou moet scheiden.
    En ben je mij niet toebedacht,
    aan jou denk ik bij dag en nacht.
    Want niemand is aequalis
    aan de Filia hospitalis.
    (bis)

Auteursrechtinformatie over dit lied

Tekst verkregen via Leuvens Liedboek vzw
YouTube
YouTube