Als de wind uit ’t Noorden blaast, Tralala
Menig braven rolder raast: Tralala
“Och het kost ons meer in kolen
Thuis te zijn, dan rond te dolen.
Mieken lief, en maak geen vier
Op mijn studiezolder.
Ik moet heden eens op zwier
Met den heer Jan Rolder”. (bis)

Als de wind uit ’t Zuiden komt, Tralala
’t Roldervolk dat vloekt: “Verdomd!” Tralala
“Mijn kwartier gelijkt een oven
Ik en blijf ik hier niet boven;
Mieke, ’t laait gelijk in ’t vier
Op mijn studiezolder.
Ik ga liever eens op zwier
Met den heer Jan Rolder”. (bis)

Als de wind zit Oost of West, Tralala
Loopt men in zijn ondervest, Tralala
Zoekend naar een goede reden
Om te scheren naar beneden:
Men heeft hoofdpijn en verlaat
Zijnen studiezolder,
Weddend dat het ook niet gaat
Met den heer Jan Rolder. (bis)

Blies de wind van elders nog, Tralala
De studenten woelden toch, Tralala
Want geen duivel zou ze scheiden
Van den “Garsten” en de meiden.
“Daar en brandt noch licht noch vier
Op ons studiezolder,
Leve Vlaandren en het bier
En den heer Jan Rolder!”. (bis)