Er waren drie studentjes
Van dingela, domela, deine,
Er waren drie studentjes
Aan d’universiteit (ter)
Er waren drie studentjes,
Aan d’universiteit.

De eerste was een blokker
En hij heeft zich doodgeblokt

De tweede was een vrijer
En hij heeft zich doodgevrijd

De derde was een rolder
En hij heeft zich doodgerold.

Er waren geen studenten,
Aan d’universiteit.

De profs die vlogen buiten,
Uit d’universiteit.

De doos die werd gesloten,
Van dingela, domela, deine,
De vice die moest gaan doppen,
Tot in der eeuwigheid (ter).